Geen olifanten of tijgers deze keer. Nee, de nieuwe Rode Lijst van bedreigde soorten vraagt aandacht voor het overleven van schimmels. Inmiddels staan er 1.
300 schimmelsoorten op de lijst van de Internationale Unie voor Natuurbescherming IUCN, waarvan er 411 – dat is bijna een op de drie – dreigen uit te sterven. De grootste boosdoeners zijn ontbossing, verdroging, uitspoeling van mest en pesticiden in de landbouw en verstedelijking. Vooral het kappen van oerbossen is schadelijk omdat de schimmels die daar al eeuwenlang zaten niet zo makkelijk terugkeren, zelfs bij herbebossing voor houtproductie krijgen ze weinig kans.
Ook bosbranden veranderen de structuur en bodem van het bos zodanig dat schimmels hun grip verliezen. Waarom is dat erg? Schimmels zijn verbinders die onmisbaar zijn voor het bodemsysteem, legt de Amsterdamse hoogleraar aardwetenschappen Franciska de Vries uit. Van de ongeveer 155.
000 bekende schimmelsoorten – op een totaal van naar schatting 2,5 miljoen – leeft veruit het merendeel onder de grond. Daar leveren ze voedingsstoffen aan planten en krijgen daar suikers voor terug. Bovendien breken ze materiaal af, sommige verspreiden ook ziektes, ze nemen koolstof op, verbinden met hun schimmeldraden bodemdeeltjes met elkaar en vormen, als ze dood zijn, zelf een belangrijk deel van het organisch materiaal in de bodem.
“Schimmels zorgen voor het functioneren van het hele systeem”, zegt De Vries. “Planten nemen CO 2 op als ze groeien en pompen die de grond in. Schimmels nemen tot wel een derde van al die koolstof op en zorgen dat het in de bodem terechtkomt.
Dankzij schimmels kan een plant meer koolstof opnemen. Ook helpen ze planten om voedingsstoffen en water op te nemen en voorkomen ze stress.” Voor een vitaal bos zijn schimmels daarom onontbeerlijk.
“Om een bos te herstellen heb je de oorspronkelijke schimmel in de bodem nodig. Als een boom niet zijn eigen schimmel heeft, dan doet hij het niet goed”, vat De Vries samen. Schimmeldraden vormen netwerken – mycelium of zwamvlok genoemd – van soms tientallen kilometers.
Het grootste organisme ter wereld is een sombere honingzwam ( Armillaria ostoyae ) in de Amerikaanse staat Oregon, die met zijn mycelium bijna 9 vierkante kilometer beslaat, vertelt De Vries. Deze soort is trouwens niet zo boomvriendelijk: de paddenstoelen – de bovengrondse vruchtlichamen van de zwam – groeien op wortels en stam en veroorzaken witrot, waardoor het hout sneller afbreekt en de boom sterft. Dat netwerk van draden wordt vaak omschreven als het stratenplan van een drukke stad, met hoofd- en zijwegen tot aan kleine straatjes en steegjes.
Hier werken de schimmels samen met de planten, wat mycorrhiza wordt genoemd. De Amerikaanse evolutiebioloog Toby Kiers, die als hoogleraar aan de Vrije Universiteit en in haar eigen Society for the Protection of Undergrounds Networks (Spun) onderzoek doet naar die ondergrondse netwerken ziet het als een gigantische markt. De handel gaat er niet zachtzinnig aan toe, het is ieder voor zich tussen planten, schimmels en microben.
Droogte, brand of houtkap verstoort die handel, maar ook te veel stikstof is funest. Als er volop stikstof neerdaalt, hoeven planten hun voedsel niet ‘te kopen’ op de markt. Daar profiteren de grootste stikstofeters zoals brandnetels van.
Schimmels blijven met hun handel zitten, waar ze dus ook geen koolstof voor terugnemen om in de bodem op te slaan. Zo heeft de stikstofcrisis ook effect op de klimaatcrisis, doordat de bodem minder opneemt. Er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat planten het schimmelnetwerk ook gebruiken om te communiceren.
“Het bos is een enorm internet van kabels en eindeloze gesprekken tussen soorten”, schrijft botanicus Maarten Christenhusz in zijn nieuwe boek Liefde in de plantenwereld , dat volgende week verschijnt. Zo waarschuwen planten elkaar als er van hun bladeren wordt gegeten, zodat soortgenoten zich daartegen kunnen wapenen door gif aan te maken. Dieren weten dat en nemen daarom pas een flink stuk verder een volgende hap, legt hij uit.
Ook stemmen planten van dezelfde soort via het schimmelinternet hun bloeiperiode op elkaar af, vertelt hij, om bestuiving en dus voortplanting mogelijk te maken. Hoogleraar De Vries erkent dat planten het mycelium gebruiken om onderling informatie te delen, maar je moet het niet overdrijven, zegt ze. “Sommige onderzoekers doen alsof het één grote wolk van altruïsme is, maar bij die gedachte kun je beter wegblijven.
” Biologen vergelijken het mycelium soms met het koraal. Zoals een rif in de oceaan van levensbelang is voor vissen, krabben, garnalen en andere zeedieren, zo biedt het ragfijne netwerk van kleverige schimmeldraden voedsel, schuilplaatsen en transport aan bacteriën, aaltjes en eencelligen als amoeben, zweepstaartjes en trilhaardiertjes, die weer door wormen en slakken worden gegeten. Elke schep aarde krioelt van het leven, maar veel weten we daar nog steeds niet van, vertelt De Vries.
“We kennen nog maar een fractie van de soorten en we verliezen ze al voordat we ze leren kennen. We weten steeds meer over hun rol in het ecosysteem, maar nog steeds weinig over hoe het er in de bodem aan toegaat.” Dat is wat De Vries en haar collega’s van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamiek van de Universiteit van Amsterdam onderzoeken.
“We moeten de bodembiodiversiteit echt meer monitoren, want dat is de sleutel voor ecosystemen”, klinkt het. “Eigenlijk begint alles bij de bodem. We kijken vooral boven de grond als we kijken naar de gezondheid van ecosystemen, maar veel drukfactoren beginnen in de bodem, zoals stikstofdepositie, andere vervuiling, droogte of overstroming.
En die beïnvloeden niet alleen direct planten, maar ook de bodem, via het veranderen van de schimmels en bacteriën en andere organismen.” Daarbij kijken ze naar veranderingen in de bodem door toenemende regenval en droogte als gevolg van klimaatverandering. “Als de situatie van bacteriën en schimmels verandert, kan dat doorwerken in de bodem en daarna de vegetatie bovengronds beïnvloeden.
We willen dus zien hoe schimmels veranderen en wat de gevolgen daarvan zijn.” Na de publicatie van het laatste klimaatrapport van de Verenigde Naties, in 2022, riepen De Vries en haar collega’s Boris Jansen en Annemarie van Wezel in een opinieartikel in Trouw op de natuur veel meer te gebruiken om klimaatverandering te beperken. Met nadruk op de bodem.
Duurzame landbouw en natuurbeheer kunnen de opname van CO 2 door planten versnellen en de afbraak van bodemorganische stof, die veel koolstof vasthoudt, verminderen, schrijven zij. “We kunnen het ons simpelweg niet langer permitteren om de kracht van de natuur te negeren.” Iedereen kan daar rekening mee houden, legt De Vries uit.
Door tegels in de tuin te vervangen door planten, want die houden water vast en zijn goed voor het bodemleven. “Ook is het slim om niet al het dode plant- en bladmateriaal te verwijderen, want dat is voeding voor de schimmels. En niet omploegen, want dan maak je al die schimmeldraden kapot.
” Beschermingsmaatregelen hebben waarschijnlijk voorkomen dat de leeuw is uitgestorven in West- en Zuid-Centraal Afrika, Zuid-Afrika en India, zo blijkt uit de eerste beoordeling van de zogeheten Groene Status van Soorten. Goed gaat het echter nog niet met de leeuw. De koning van het dierenrijk is uitgestorven in Noord-Afrika en Zuidwest-Azië en de aantallen nemen in veel andere verspreidingsgebieden af door menselijke invloeden.
Veel populaties zijn kleiner dan ecologisch in het verspreidingsgebied mogelijk is. De leeuw staat daardoor als kwetsbaar op de Rode Lijst van bedreigde soorten. IUCN riep de Groene Lijst vier jaar geleden in het leven om het herstel van soorten te meten en te zien of bescherming daarbij helpt.
Inmiddels zijn meer dan honderd soorten beoordeeld, waaronder de leeuw. Dit is nog maar een fractie van het aantal soorten op de Rode Lijst, waarop nu 169.420 van de ruim 2 miljoen soorten staan, waarvan er 47.
187 met uitsterven worden bedreigd..
Wetenschap