/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/22145250/data131196571-fbec80.jpg)
Krijg je een dikke huid als je de hele tijd vervelend wordt behandeld én tegelijkertijd ook nog allerlei financiële en andere problemen moet doorstaan – leer je daar dan tegen kunnen? Als een krantenartikel met een ja/nee-vraag begint, is het antwoord meestal nee, en dit krantenartikel is geen uitzondering. Nee, arme mensen krijgen geen dikke huid van al hun tegenspoed. Maar over het algemeen dénken mensen van wel.
Dat blijkt uit een hele reeks recente onderzoeken, onder andere gepubliceerd in de wetenschappelijke tijdschriften Behavioural Public Policy ( 2024 ) en Journal of Experimental Social Psychology ( 2025 ). Ach, die arme mensen zijn het toch gewend en what doesn’t kill you makes you stronger – zo lijken mensen te denken. Eerst even wat context.
Dat arme mensen (mensen met een lage sociaal-economische status, zoals ze in onderzoek heten) in allerlei opzichten slechter, met minder empathie en minder aandacht worden behandeld dan rijke mensen, is allang bekend. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, als het gaat om huisvesting en opleidingen, en in financiële en juridische situaties. En ook in het alledaagse leven worden arme mensen minder vriendelijk en minder beleefd bejegend.
Er is veel onderzoek gedaan naar zulke klassendiscriminatie, vooral in rijke westerse landen, waar het vaak verweven is met racisme omdat zwarte mensen gemiddeld armer zijn dan witte. Mensen willen liever niet al te veel te maken hebben met mensen die veel armer zijn dan zijzelf en ze willen ook niet dat die hetzelfde behandeld worden. Voor een deel heeft dat ermee te maken dat mensen graag willen geloven dat de wereld rechtvaardig is en dat iedereen krijgt wat hij verdient.
The Belief in a Just World , de Amerikaanse psycholoog Melvin Lerner deed er zestig jaar geleden al onderzoek naar en publiceerde in 1980 een boek met die titel. Wie in het waandenkbeeld van een altijd rechtvaardige wereld gelooft (en wie even niet zo diep nadenkt), meent dat arme mensen het er zelf wel naar gemaakt zullen hebben dat ze arm zijn. Ze zullen wel lui zijn of weinig kunnen.
Misschien zijn ze zelfs wel ‘minder menselijk’ dan rijkere mensen, dierlijker, eerder een soort ‘ongedierte’. Met zulke stereotypen – die onjuist zijn, zeg ik er maar even bij, en trouwens, succes is sowieso grotendeels geluk – kunnen rijkere mensen al dan niet bewust de ernst van sociale ongelijkheid wegredeneren. En er is dus nóg een manier om weg te cijferen hoe erg classism is: je kunt ook denken dat arme mensen vast wel tegen tegenspoed kunnen, omdat ze eraan gewend zijn geraakt.
De thick skin bias , noemt de Amerikaanse psycholoog Nathan Cheek van de University of Maryland dit. Samen met collega’s deed hij de laatste jaren tientallen onderzoeken die telkens weer lieten zien dat mensen denken dat problemen erger zijn voor rijke dan voor arme mensen. Zo’n onderzoek gaat als volgt.
Deelnemers krijgen een foto van een tamelijk willekeurige man of een vrouw te zien, uit een onderzoeksdatabase, met daarbij een beschrijving. Bijvoorbeeld: „Dit is Jordan. Ze is geboren en opgegroeid in een grote Amerikaanse stad.
Jordan heeft veel financiële moeilijkheden meegemaakt in haar leven. Haar ouders hadden moeite werk te vinden om de rekeningen te betalen. Jordans familie is financieel instabiel: ze worstelen vaak om genoeg geld te hebben voor voedsel, de huur of andere basale dingen.
” Andere deelnemers krijgen juist te lezen dat Jordan geen financiële moeilijkheden had gehad en dat haar ouders genoeg geld hadden. De deelnemers wisten niet dat de beschrijving verzonnen was. Ze kregen daarna een aantal vervelende gebeurtenissen te lezen waarvan ze moesten zeggen hoe erg, van nul tot tien, die voor Jordan zouden zijn.
De gebeurtenissen varieerden van stukgekookt slecht gekruid eten thuisbezorgd krijgen en gepest worden door je baas tot een kapotte verwarming in de winter en een politieman die ten onrechte denkt dat Jordan een winkeldiefstal heeft gepleegd. Gemiddeld gaven de deelnemers de ernst van die gebeurtenissen meestal ongeveer een zesje als Jordan arm was en een acht als Jordan wel geld had, dus voor die laatste Jordan vonden ze het erger (ongeacht of de Jordan die ze hadden gezien een man of een vrouw was). Maar misschien zijn zulke gebeurtenissen ook wel veel onverwachter voor ‘rijke Jordans’ en dáárom erger; misschien worden arme mensen bijvoorbeeld vaker gepest door hun baas of onterecht van winkeldiefstal verdacht.
Ligt het verschil daaraan? Dat onderzochten Cheek en collega’s ook, door zowel gebeurtenissen te geven die in vooronderzoek veel waarschijnlijker leken voor arme mensen (zoals: geen kans krijgen om te spreken bij een gemeenteraadsvergadering), als gebeurtenissen die juist even waarschijnlijk waren voor arm en rijk (zoals: bijna aangereden worden bij het oversteken). Maar van beide types gebeurtenissen dachten deelnemers aan het onderzoek dat die significant minder erg zouden zijn voor armere mensen. Deelnemers bleken in weer andere onderzoeken zelfs te geloven dat kinderen die in armoede waren opgegroeid, kleine ‘Jordannetjes’ van vijf of tien jaar oud, al gehard waren tegen ervaringen als genegeerd worden door een klasgenootje of niet kunnen slapen wegens herrie buiten.
Zulke dingen waren veel erger voor kinderen uit een gezin met geld, meenden de deelnemers. Nou waren de deelnemers in de meeste van deze studies mensen die via een online proefpersonendienst betaald werden om allerlei vragenlijstjes in te vullen. Maar Cheek en collega’s keken ook naar specifiekere groepen proefpersonen.
In één onderzoek bleken professionele koks het bijvoorbeeld significant erger te vinden als iemand met geld het verkeerde eten kreeg en daar lang op had moeten wachten, dan wanneer een arm persoon dat overkwam. Andere onderzoeken lieten zien dat ook leraren, therapeuten en maatschappelijk werkers, al dan niet in opleiding, dachten dat rijke mensen harder getroffen zouden worden door een scala aan vervelende ervaringen dan arme mensen. Hetzelfde gold voor een representatieve steekproef van de Amerikaanse bevolking.
In dat onderzoek bleken de deelnemers trouwens ook te denken dat rijke zwarte mensen minder hard getroffen zouden worden door vervelende gebeurtenissen dan rijke witte mensen. Niet in elk van de studies werd de huidskleur van Jordan systematisch gevarieerd, maar dit resultaat laat in elk geval weer zien hoe stereotiepe ideeën over armoede en ras met elkaar verweven zijn. Het doet denken aan onderzoek waaruit blijkt dat mensen, en zelfs geneeskundestudenten, geloven dat zwarte mensen minder pijn voelen dan witte mensen.
Dat thick skin bias vervelende consequenties kan hebben, bleek bijvoorbeeld al in een onderzoek van Cheek en collega’s uit 2023 . Daarin lieten de psychologen zien dat mensen seksuele intimidatie en huiselijk geweld minder als erg inschatten voor vrouwen die in armoede leven dan voor vrouwen die er financieel comfortabel bijzitten. En mensen vonden ook dat er minder directe hulp en sociale steun voor de vrouwen in armoede nodig was.
Deze groep maakt sowieso al meer seksuele intimidatie en huiselijk geweld mee dan rijke vrouwen en dit onderzoek verklaart voor een deel waarom ze op dit gebied zo verwaarloosd worden. Interessant aan de thick skin bias is verder dat in Cheeks onderzoek zowel rijkere als armere mensen bleken te denken dat narigheid harder aankomt bij de rijken. Cheek vermoedt dat rijke mensen het liefst willen geloven dat arme mensen heus niet zo heel erg lijden, terwijl arme mensen misschien betekenis willen halen uit hun lijden: die willen zelf graag denken dat ze sterker worden van tegenspoed.
Soms wordt op arme mensen neergekeken alsof ze minderwaardig zouden zijn, minder menselijk, maar in zijn nieuwste studies liet Cheek zien dat dat losstaat van zijn thick skin bias . Sterker: in sommige van zijn studies zag hij dat armere mensen (armere ‘Jordans’ en ‘Taylors’) juist als menselijker werden gezien dan rijke, en dat het eerder de rijke ‘Jordans’ en ‘Taylors’ waren die werden gedehumaniseerd. Dat zou kunnen komen doordat (blijkt uit onderzoek ) rijke mensen als competent maar minder warm worden gezien dan arme mensen.
En warm is dan een proxy voor menselijk. Rest nog de vraag: is de thick skin bias werkelijk een bias ? Met andere woorden: krijgen arme mensen écht geen psychologische eeltlaag van tegenslag? Of mensen in het algemeen? Dat hangt er deels van af hoeveel tegenslag het is. Als je een gematigde hoeveelheid tegenslag meemaakt kun je daar sterker en weerbaarder van worden, maar mensen die veel potentieel traumatiserende gebeurtenissen moeten doorstaan, raken er juist slechter aan toe.
Verder kunnen mensen dénken dat een traumatische ervaring hen sterker heeft gemaakt, zonder dat dat daadwerkelijk zo is; het is al fijn om erin te geloven, anders voelt ellende helemaal zo zinloos. Het is eenvoudigweg niet waar dat mensen altijd maar wennen aan heel vervelende dingen, betogen Cheek en collega’s. Wie gepest is blijft vaak kwetsbaar; wie aanhoudende geluidsoverlast meemaakt, went daar niet aan.
En kijk naar de gebeurtenissen die de psychologen de fictieve ‘Jordans’ in hun onderzoek lieten meemaken. Een kapotte verwarming in de winter? Mensen met geld kunnen die makkelijk laten repareren. En ze kunnen ook gewoon een hotel nemen, schrijft Cheek.
Dat geldt natuurlijk voor veel problemen in het leven: als je relatief rijk bent kun je er simpelweg wat geld tegenaan gooien om ervan af te zijn. Arme mensen kunnen dat niet – en daardoor putten steeds nieuwe tegenslagen, die ze toch al vaker hebben dan rijkere mensen, hen steeds verder uit..