Journalist van de oude stempel, die keihard vocht voor zijn krant

Journalist en schrijverSytze van der Zee mat zich graag met de grote namen uit de journalistiek van de jaren tachtig en negentig. Hij werd een van de bekendste en productiefste journalisten van zijn generatie.

featured-image

Sytze van der Zee rookte anderhalf pakje sigaretten per dag en dronk graag een glas whisky, zoals zoveel mannen ‘uit het vak’ met wie hij zich mat, de grote namen uit de journalistiek van de jaren tachtig en negentig. Joop van Tijn van Vrij Nederland . Martin van Amerongen van De Groene Amsterdammer .

Martin Bril van de Volkskrant . Ze waren vaak te vinden in café Scheltema op de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam, om de hoek bij de grote krantenredacties in die tijd, en ze stierven allemaal voortijdig aan slokdarmkanker. Daar had Sytze van der Zee, voorheen hoofdredacteur van Het Parool , geen zin in, zei hij in 2015 in een lunchinterview in NRC .



Dus was hij gestopt met roken en slikte hij maagzuurremmers, iets wat volgens hem iedere man van boven de vijfenvijftig zou moeten doen. Hij was ook gaan joggen. Slokdarmkanker heeft hij niet gekregen.

Sytze van der Zee is dinsdagochtend vroeg in Ziekenhuis Amstelland in Amstelveen op 85-jarige leeftijd gestorven aan uitgezaaide longkanker. Dat heeft zijn zoon Olivier van der Zee kort daarna bekendgemaakt. Sytze van der Zee laat een vrouw en twee zoons achter.

Met hem is een van de bekendste en productiefste journalisten/ schrijvers van zijn generatie heengegaan. Collega’s noemden hem wel ‘de beul’, omdat hij zo verschrikkelijk hard werkte en dat ook van andere mensen eiste. Een hoofdredacteur zoals je in Amerikaanse films ziet, de mouwen van zijn overhemd opgestroopt, korzelig orders uitdelend, keihard vechtend voor zijn krant.

De oplagecijfers van Het Parool , in de Tweede Wereldoorlog begonnen als een verzetskrant, kelderden van 160.000 in 1980 naar 100.000 in 1990 en hij wist dat proces niet te keren.

De uitgever van Het Parool dwong bezuinigingen en reorganisaties af, en in 1997 werd de krant te koop gezet. Sytze van der Zee maakte dat niet meer mee. Hij vertrok in 1996.

„Ik was 57”, zei hij in datzelfde lunchinterview. „Ik was leeg.” In 1998 deed hij in zijn boek De overkant verslag van de ‘verkwanseling’ van wat in 1945 na de communistische krant De Waarheid het grootste dagblad van Nederland was geweest en zijn strijd om het behoud ervan.

Een jaar eerder was Potgieterlaan 7 verschenen, over zijn jeugd. Potgieterlaan 7 was het adres in Hilversum waar hij opgroeide, de jongste van vier kinderen. Zijn vader was een slagersknecht die opklom tot handelsreiziger en zich in 1940 aansloot bij de NSB.

Hij meldde zich ook aan voor de WA, de knokploeg van de NSB. Sytzes moeder, huisvrouw, ging eerst niet mee in de keuze van haar man, maar werd later toch collectante voor Winterhulp, de door rijkscommissaris Seyss-Inquart opgerichte organisatie voor maatschappelijke hulpverlening. In Potgieterlaan 7 vertelt Sytze van der Zee wat het betekende om een outcast te zijn, ook na de oorlog, toen zijn vader in een strafkamp zat en zijn moeder het leven niet meer aankon.

Het gezin werd door iedereen gemeden, ook door de naaste familie. Op zijn dertiende, in 1953, lag hij met een infectieziekte in ziekenhuis en daar schreeuwde een van de andere kinderen op zaal naar hem: ‘Hé, zijn jullie geen vuile NSB’ers?’ Hij ging naar het gymnasium, maar hij was lui en lastig, schreef hij. Studeren mocht hij niet van zijn vader.

Die vond het zonde van het geld. Het werd de journalistiek omdat zijn oudere broer al bij De Telegraaf zat. Vanaf 1968 werkte Sytze van der Zee zeventien jaar voor het Algemeen Handelsblad , later NRC Handelsblad .

Hij was correspondent in Bonn, Brussel en Washington voordat hij, in 1988, hoofdredacteur van Het Parool werd. Hij had toen al vijf boeken geschreven, het eerste heette 25.000 landverraders , later opnieuw uitgegeven als Voor Führer, volk en vaderland .

In het grootste deel van zijn boeken daarna – bij elkaar zijn het er meer dan twintig – zou het over de Tweede Wereldoorlog gaan. De grootste ‘klapper’, zoals hij het noemde, was Harer Majesteits loyaalste onderdaan , zijn biografie van François van ’t Sant, de secretaris van koningin Wilhelmina en tijdens de oorlog in Londen hoofd van de geheime dienst. Daarin onthulde hij dat de bekendste Nederlandse verzetsheld, Erik Hazelhoff Roelfzema, in 1947 een staatsgreep had beraamd.

Het kabinet zou met geweld worden afgezet, de voorzitter van de Partij van de Arbeid zou worden geliquideerd en oorlogspremier Pieter Sjoerds Gerbrandy zou de nieuwe leider worden. De scoop was voorpaginanieuws en kwam in het NOS Journaal. Het bewijs voor de coupplannen, schreef Sytze van der Zee, had hij gevonden in een koffertje met documenten dat op zolder lag bij een kleinzoon van Van ’t Sant, een uroloog in Zaanstad.

François van ’t Sant zou ‘als een echte inlichtingenman’ zijn kleindochter opdracht hebben gegeven om na zijn dood al zijn documenten te vernietigen. Maar deze documenten waren blijkbaar bewaard gebleven. Het laatste boek van Sytze van der Zee, een biografie van de oorlogsmisdadiger Willi Lages, verscheen eind 2023 en daarin onthulde hij hoe koningin Juliana ertoe gekomen was om Lages gratie te verlenen.

Lages, verantwoordelijk voor de deportatie van meer dan zeventigduizend Joden en de dood van zeker vijfhonderd verzetsmensen, was in 1949 ter dood veroordeeld. Dat werd in 1952 omgezet in levenslang. Willi Lages zat met drie andere Duitse oorlogsmisdadigers opgesloten in de Koepel van Breda, tot zijn vrijlating in 1966 omdat hij terminaal ziek zou zijn.

Het leidde tot grote consternatie en Sytze van der Zee was als jonge verslaggever voor het Algemeen Handelsblad naar Duitsland gestuurd om Willi Lages te interviewen. Hij kwam niet verder dan de deur van de wasserij waar de vrouw van Lages werkte. In de biografie schreef Sytze van der Zee dat hij altijd gefascineerd was gebleven door deze man.

.