Wie onwaarheden over de Amerikaanse verkiezingen wil verspreiden krijgt vrij baan

Hoeveel desinformatie zal er rondgaan op (en na) verkiezingsdag in Amerika? Een groot verschil met vier jaar geleden is dat zowel de overheid als de platforms zich nu veel terughoudender opstellen met het tegengaan van onwaarheden.

featured-image

Wie durft het nog aan, in de Verenigde Staten, om desinformatie rond de verkiezingen te ontmaskeren, laat staan te verwijderen? De komende dagen wordt niet alleen spannend wie de Amerikaanse verkiezingen wint, maar ook hoeveel desinformatie over de uitslag er dinsdag - en in de dagen en weken daarna – zal worden verspreid. Deze keer zijn er minder instanties dan vier jaar geleden om te waarschuwen tegen samenzweringstheorieën en ander nepnieuws. Ook zijn er minder barrières voor wie onwaarheden wil verspreiden.

De overheid is terughoudender geworden om sociale media aan te sporen valse berichten te verwijderen, uit vrees het verwijt te krijgen dat ze censureert. Sociale media zelf hebben drastisch gesneden in hun afdelingen die de platformen zoveel mogelijk moeten vrijwaren van misinformatie (onjuist) en desinformatie (opzettelijk onjuist). Bovendien laten ze meer toe dan in 2020: meer dubieuze berichten, en ook meer mensen die ze eerder wegens overtreding van de regels van hun medium hadden verbannen.



Neem YouTube, onderdeel van Google. Al maanden kunnen YouTubers, onder wie Rudy Giuliani (voormalig burgemeester van New York en advocaat van Donald Trump), ongestoord en zonder enig bewijs beweren dat de Democraten bezig zijn de verkiezingen te ‘stelen’, net zoals ze in 2020 zouden hebben gedaan. De Democraten zouden illegale stembiljetten verspreiden, en mensen die geen Amerikaans staatsburger zijn in staat stellen toch te stemmen.

Nog niet zo lang geleden waren zulke ongefundeerde beweringen die het vertrouwen in het verkiezingsproces ondermijnen bij YouTube taboe. Toen in december 2020 duidelijk werd dat Joe Biden de verkiezingen had gewonnen, begon YouTube berichten te verwijderen waarin de onjuiste bewering werd gedaan dat Trump de overwinning was onthouden door grootscheepse fraude. Maar vorig jaar besloot het videoplatform daarmee te stoppen en het nepnieuws over de verkiezingen van 2020 voortaan niet langer te bestrijden.

Tot vreugde van de aanhangers van Trump, die de ‘Big Lie’, de grote leugen over de ‘gestolen verkiezingen’, vervolgens weer gretig in omloop brachten. De progressieve organisatie Media Matters volgde van mei tot en met augustus nauwgezet de dertig populairste rechtse YouTube-kanalen die volgens haar aanhoudend desinformatie over de verkiezingen verspreiden. De conclusie: 286 video’s, die bij elkaar 44 miljoen keer bekeken werden, verspreidden in die periode onjuiste informatie over de verkiezingen van 2020, 2022 en/of 2024.

Aan 93 van die video’s verdiende YouTube geld, door er reclame bij te plaatsen. In sommige gevallen verdienden ook de makers van de video’s er aan. The New York Times bevestigde na eigen onderzoek de bevindingen van Media Matters, en oordeelde dat YouTube bij deze presidentsverkiezingen „als megafoon voor samenzweringstheorieën” functioneert.

Het platform stelt op zijn beurt dat de gewraakte video’s niet in strijd zijn met de huisregels van YouTube, en dat „de mogelijkheid openlijk te kunnen discussiëren over politieke ideeën, ook als ze omstreden zijn, een belangrijke waarde is – vooral midden in verkiezingstijd”. Met dat argument sluit YouTube aan bij een politieke en juridische campagne die de Republikeinen de afgelopen jaren hebben gevoerd tegen zogeheten moderatie van sociale media (maatregelen om sommige berichten te verwijderen of minder aandacht te geven) en bemoeienis van de overheid. Tot aan het Hooggerechtshof probeerden zij zelfs te verhinderen dat overheidsinstellingen sociale media waarschuwen voor specifieke gevallen van desinformatie.

Al heeft het Hof daarover geen duidelijke uitspraak gedaan, voor de zekerheid heeft de overheid haar contacten met de sociale media wel beperkt . Ook organisaties in de academische wereld die onderzoek naar desinformatie doen, of deden, kwamen onder zware druk van Republikeinen te staan. Zo moest Stanford Internet Observatory, dat misbruik van informatietechnologie in kaart brengt, zich niet alleen voor een door Republikeinen gedomineerde commissie van het Huis van Afgevaardigden verantwoorden.

De onderzoeksgroep moest zich bovendien in rechtszaken verdedigen tegen het verwijt deel uit te maken van een „censuur-industrieel complex”. Dat leverde geen veroordeling op, maar wel hoge advocatenrekeningen, waardoor de groep zijn activiteiten op dit gebied op een laag pitje moest zetten. Ondertussen is X in handen van Elon Musk, niet alleen de rijkste man ter wereld maar ook belangrijk steunpilaar van Donald Trump.

Het voormalige Twitter is een kanaal van permanente reclame voor de Republikeinse kandidaat geworden. Het vertrouwen dat de verkiezingen eerlijk zullen verlopen wordt er permanent en uitdrukkelijk ondergraven, ook door Musk zelf. Meta, moederbedrijf van Facebook en Instagram, probeert bij deze verkiezingen buiten de vuurline te blijven door berichten en discussies over politiek veel minder prominent te presenteren dan vier jaar geleden.

Ook de ambitie van Facebook zijn gebruikers te helpen met nuchtere, feitelijke informatie over de verkiezingen, is drastisch gereduceerd. Toch is er ook een ontwikkeling die mensen die nepnieuws willen verspreiden voorzichtiger kan maken dan vier jaar geleden. Het tv-station Fox News heeft een hoge prijs betaald voor de leugens die het in 2020 keer op keer uitzond, met name het verhaal dat stemmachines van het bedrijf Dominion geprogrammeerd waren om stemmen voor Trump om te zetten in stemmen voor Biden.

Toen Fox News vorig jaar een proces over de kwestie dreigde te verliezen, schikte het met Dominion voor het recordbedrag van 787,5 miljoen dollar (722 miljoen euro). Verspreiding van desinformatie kán een duur staartje hebben..