Wij zijn de goden

Gawie Keyser

featured-image

In Stratford, geboorteplaats van Shakespeare, ga ik naar een voorstelling van Pericles , waarin een koning zeker een halfuur lang besluiteloos en verdwaasd op het podium voor zich uit staart terwijl om hem heen chaos en geweld welig tieren. Je ziet hem worstelen. Hoe doe je het goede als de wereld in brand staat? Van zelfs de meest bizarre plottwist kijkt koning Pericles niet meer op.

Zijn dochter Marina, zo komt hij later te weten, viel ten prooi aan piraten die haar vervolgens verkochten aan een bordeel. En Pericles maar turen – recht naar ons, het publiek dat de ongelofelijke gebeurtenissen op het podium met open mond aanschouwt. Het verbaast niet dat de Royal Shakespeare Company het problematische Pericles nauwelijks nog speelt.



Slechts iets meer dan de helft van het stuk heeft de Bard zelf geschreven, de rest was het werk van ene George Wilkins, crimineel, hotelier, pooier en wannabe -toneelschrijver. Raken doet deze versie van Pericles wél. Als koning wil de hoofdpersoon zo graag het goede doen.

Komt hij een land tegen waar hongersnood heerst, dan helpt hij. Maar vooral is Pericles machteloos, omdat hij geen raad weet met de corruptie, het populisme en de machtsmachinaties van alle koningen met wie hij oog in oog komt te staan. Pericles weet niet hoe te leiden in een wereld die wat graag de sterke man steunt.

Een van de koningen die hij tegenkomt tijdens zijn reizen is de lanterfant Cleon, die droog opmerkt: „ Who makes the fairest show means most deceit. ” Wie .