‘Geloof en wetenschap zijn lang verweven geweest. Pas met Darwin werd het echt een clash’

Zijn religie en wetenschap met elkaar in strijd? Een expositie in Museum Catharijneconvent laat zien dat dat beeld niet klopt.

featured-image

Al in het eerste zaaltje schudden geloof en wetenschap elkaar de hand. De stem van techniekicoon en astronaut André Kuipers vertelt er over „de grootsheid van het bestaan”. Aan de wand een zeventiende-eeuws schilderij van ‘de ongelovige Thomas’, de meest sceptische en empirische scène uit de Bijbel.

Thomas gelooft pas in de opstanding van Jezus Christus als hijzelf Jezus’ weer tot leven gekomen lichaam (inclusief wonden) kan zien en aanraken. Een meterslange Newtoniaanse spiegeltelescoop maakt het tableau compleet: eerst zien, dan geloven. De Schepping van de Wetenschap in het Utrechtse Museum Catharijneconvent vertelt de geschiedenis van de wetenschap, met een accent op de bijdrage van religie.



Een provocatie, want doorgaans gaat het juist over de tégenwerking door religie en kerk. Maar in dit rijksmuseum voor religieuze kunst heerst vooral harmonie, zéker tot ver in de negentiende eeuw. Soepel en helder wordt het ontstaan van natuurkunde, medicijnen, biologie, geologie getoond.

Met onder meer knappe hemelglobes die rond 1700 zijn gemaakt door een Franciscaanse monnik. We zien het notitieboekje van de ‘uitvinder’ van de oerknal, de priester-natuurkundige Georges Lemaître (1894-1966), met daarin aan de ene kant natuurkundige aantekeningen en aan de andere kant spirituele overpeinzingen. En er is de jubelroep van de zeventiende-eeuwse bioloog Jan Swammerdam dat hij „de almaghtigen vinger Gods in de anatomie van een luijs” had gezien.

In een kamer met uit.