Kauwen en nijlganzen gedijen het best in Brussel, huismus vecht voor zijn bestaan

De voorbije 30 jaar groeide vooral het aantal kauwen en nijlganzen snel aan in het gewest. Dat blijkt uit de laatste vogeltelling van Leefmilieu Brussel. “De kauw is slim genoeg voor de stad."

featured-image

De voorbije dertig jaar groeide vooral het aantal kauwen en nijlganzen snel aan in het gewest. Dat blijkt uit de laatste vogeltelling die Leefmilieu Brussel liet uitvoeren. “De kauw is slim genoeg voor de stad.

” Leefmilieu Brussel laat al sinds 1992 een jaarlijkse vogeltelling uitvoeren, die een uniek inzicht geeft in hoe de verschillende vogelpopulaties zich ontwikkelen in het gewest. De laatste editie van die telling (uitgevoerd door Natagora) toont hoe de kauw over die ruim 30 jaar de snelst groeiende soort was. De populatie groeide jaarlijks met gemiddeld 9 procent.



De kauw is een van de kleinste kraaiachtigen en staat bekend als een uitermate intelligent dier. “De soort is erg flexibel en heeft zijn gedrag in de stad aangepast aan zijn nieuwe leefomgeving,” weet bioloog Olivier Beck van Leefmilieu Brussel. “Die stad is een soort surrogaatomgeving geworden, waarbij de kauw bijvoorbeeld in een schoorsteen nestelt in plaats van in een rotsholte.

Ze zijn ook zo slim dat ze kunnen inschatten welk risico de mens voor hen vormt. Dat risico blijkt klein in de stad en de vogel heeft ontdekt dat de stad op enkele meter hoogte ook erg rustig kan zijn. Neem daarbij dat ze erg opportunistisch zijn qua broedplekken en voedsel, en je begrijpt dat ze hier goed gedijen.

” De tweede snelste groeier over de voorbije drie decennia behoort tot een heel andere categorie. Terwijjl de kauw een inheemse soort is, gaat het bij de nijlgans om een invasieve exoot. Net als de kauw slaagde.