Wel of geen medicatie tegen overgangsklachten? Rond de menopauze woedt een pillenstrijd

De overgang wordt gemedicaliseerd, vinden sommige artsen. Anderen vinden dat vrouwen hevige opvliegers niet normaal hoeven te vinden. Ze zijn blij dat er nu een nieuw medicijn is bijgekomen.

featured-image

Artsen medicaliseren de overgang te veel en dat maakt deze levensfase voor vrouwen niet makkelijker. Vrouwen zelf controle laten nemen over hun klachten, helpt ze vaak beter door de overgang dan medicijnen. Dat is in het kort de strekking van een recent artikel in The Lancet .

De auteurs schrijven dit, terwijl de vraag naar hormoontherapie toeneemt en een nieuw niet-hormonaal middel juist met open armen wordt ontvangen. Een andere benadering van de menopauze is nodig, schrijven de zeven auteurs uit verschillende disciplines. De Australische gynaecoloog Martha Hickey, de eerste auteur, zet zich al jaren in voor normalisering van de menopauze.



Met de Britse hoogleraar psychologie Myra Hunter, de laatste auteur, wijst ze op het belang van ‘empowerment’. Dit lastig te vertalen woord komt erop neer dat vrouwen voldoende kennis en zelfvertrouwen krijgen om goed geïnformeerd hun klachten aan te pakken en met de arts over de behandeling te beslissen. In de twee jaar na hun laatste menstruatie heeft 60 tot 80 procent van de vrouwen last van opvliegers.

Het begint meestal al eerder en duurt zo’n vier tot zeven jaar. Boven op die opvliegers en het nachtzweten komen vaak slechter slapen, spier- en gewrichtspijn, een droge vagina, urineverlies, kwetsbare botten en soms ook geheugenproblemen, stemmingswisselingen en zelfs depressie. Dat de daling van oestrogeen opvliegers kan veroorzaken staat buiten kijf, maar veel klachten die aan de overgang worden toegeschreven hebben andere oor.