Ytterbium komt uit een veel te bescheiden groeve in Zweden

Ieder scheikundig element heeft zijn eigen plek in het Periodiek Systeem. Ieder element heeft ook een bijzonder verhaal. Ytterbium

featured-image

Dat scholieren en toeristen niet met bussen tegelijk naar Ytterby worden gereden is een raadsel. Het Zweedse dorp, op het eiland Resarö nabij Stockholm, is een fascinerende plek in de geschiedenis van de scheikunde. In het dorp ligt de groeve van Ytterby.

In gesteente uit deze groeve zijn maar liefst negen elementen ontdekt, veelal vernoemd naar de plek: yttrium, erbium, terbium, scandium, thulium, holmium, dysprosium, lutetium en ytterbium. Een beetje citymarketeer zou er heilige grond voor chemici van kunnen maken, met wandelroutes, abseilervaringen en prulwinkels, maar in de praktijk is de groeve grotendeels overwoekerd met groen. Twee bescheiden plaquettes maken een voorbijganger bewust van het feit dat hij bij een historical landmark staat.



De groeve was tussen 1600 en 1930 in gebruik, er werd kwarts gewonnen (voor ijzerproductie) en veldspaat (om porselein mee te maken). Tussen 1953 en 1995 werd de – intussen 170 meter diepe – kloof gebruikt door het Zweedse leger als brandstofopslag. Het is ook dankzij de aanwezigheid van het leger in deze regio – het is een uitstekende plek om Stockholm te beschermen tegen aanvallen vanaf zee – dat de elementen zijn ontdekt.

In 1787 was Carl Axel Arrhenius gestationeerd in Vaxholm, op een eiland vlak bij Ytterby. In zijn begindagen in het leger had Arrhenius zich beziggehouden met buskruit, wat zijn interesse in chemie en mineralogie had doen ontvlammen. Toen hij als officier vanuit Vaxholm de groeve van Ytterby bezocht, viel.